Beluister hier de column

Verleden week kwam ik in het café Ger Koedam tegen, Rotterdams horecatycoon in ruste. Hoe we op het onderwerp kwamen, weet ik niet meer maar hij raadde mij aan het boek “De Golem” te lezen van Gustav Meyrink.

De Golem, dat is een figuur, die rabbi Löw in Praag uit klei gevormd had. Het schijnt dat hij die tot leven wist te brengen door een briefje in zijn mond te stoppen met de naam van de Heer erop. De golem deed vervolgens al het zware werk dat tot nog toe aan de arme joden van Praag was opgedragen. Er zijn verschillende versies van hoe  het afliep want op den duur lukte het rabbi Löw niet om zijn schepping in de hand te houden. Volgens andere legenden verdedigde de golem de joden tegen de vervolgingen door keizer Rudolf II.

Ik had dat boek van Mayrink niet gelezen. Wel ken ik een prachtige reportage van de grote Tsjechisch-Duitse journalist Egon Erwin Kisch. Hij ging een kleine eeuw geleden op zoek naar de resten van de Golem, die nog ergens – ontzield natuurlijk – in het oude Praag moesten liggen. Dan volgt een krankzinnige zwerftocht langs joodse en niet joodse deskundigen en autoriteiten. Uiteindelijk besluit Kisch een oude legende te controleren: de golem zou op zolder liggen in de Alt-Neu synagoge van de jodenbuurt. Kisch vindt uiteindelijk niets en loopt tenslotte in arren moede naar de rand van de stad waar net de grote fabrieken uitgaan. Als hij de vermoeide arbeiders naar huis ziet sjokken, beseft hij dat het Praag van zijn tijd al genoeg golems kent. Zijn zoektocht is voltooid. Prima man die Kisch.

Ik ging op zoek naar het werk van Gustav Meyrink dat in een vloek en een zucht op het internet te voorschijn kwam. Dat was een heel ander verhaal. De hoofdpersoon, woonachtig in Praag, zet per ongeluk de hoed op van de heer Anastasius Pernath. Dat leidt tot allerlei spirituele ervaringen en ontmoetingen die de ik-figuur van het boek ten diepste schokken en in verwarring brengen. De lezer trouwens ook. En de Golem? Die duikt op in de herinneringen van personen die in het boek aan het woord komen. Hij blijft een vage passant, die je niet goed waarneemt en snel weer helemaal uit het oog verliest. Toch gaat er een kracht van hem uit en die springt min of meer op jou  over. De golem is destijds door rabbi Löw gemaakt om de joden van Praag hun zelfvertrouwen te hergeven in tijden van vervolging. Sindsdien glijdt hij steeds voorbij als er angsten te overwinnen zijn. Tegelijkertijd verontrust hij iedereen die van zijn bestaan hoort. Ook brengt hij allemaal geruchten en bakerpraatjes tot leven: dat de golem ontmaskerd is bijvoorbeeld, dat het de bedelaar Haschile was in vermomming. Dat leidt als het goed is wel tot een totaalproduct: vastberadenheid in het zicht van wat ons nog te wachten staat.

Ik vroeg mij af: spookt er dezer dagen  een golem door ons eigen Nederland? Spreekt die ons moed in of maakt die ons juist verontrust en angstig? Of een beetje allebei. We laveren al meer dan een jaar tussen hoop en vrees. Nu het zulk mooi weer is, overheerst de hoop. Geprikt denken we het lek eindelijk boven te hebben, maar in Londen woedt de deltavariant en Lissabon is opnieuw in lockdown. We praten elkaar een summer of love aan omdat er voor onze geestelijke gezondheid niets anders op zit. Denken we. Hebben we dan geen golem nodig die nu en dan verschijnt om onze feeststemming te matigen zodat er weer ruimte komt voor waakzaamheid en vastberadenheid? Daar kunnen we met al dat oranjegejoel best een dosis van gebruiken. Tenminste dat gevoel heb ik. En ik denk ook aan de golems die Kisch zag, al die slaven in de tredmolen van de maatschappij. Dan gaan we nu even naar Praag, Ondrej Havelka zingt. https://www.youtube.com/watch?v=8ogiu3-3vwM