Beluister hier de column

Rondom 4 en 5 mei staan we stil bij de verschrikkingen van de oorlog, 79 jaar geleden.

We werden bezet door een buitenlandse overheid die van staatswege vervolging inzette van Joden, Sinti, Roma, communisten, homo’s, Jehova’s Getuigen, kunstenaars met een verkeerde smaak, psychiatrische patiënten en geestelijk gehandicapten. Als je bij deze groepen hoorde, moest je dood. Om allerlei redenen, maar het einddoel was helder. Vernietiging.

Dan kunnen we snel een bruggetje slaan naar nu, maar daarvóór eerst dit. In de bezette gebieden van Europa waren er hele grote groepen mensen die maar wat graag de Duitsers een handje hielpen. Soms tegen betaling, soms uit principe. Verhalen zijn bekend over de begerenswaardige bontmantel van mevrouw – een belletje naar de Duitse geheime dienst en mevrouw moest naar het concentratiekamp, en de bontmantel ‘kwam beschikbaar’.

Als we zeggen: dat willen we niet nog een keer laten gebeuren! Dan moeten we ook scherp zijn op de voortekenen ervan. Het aangrijpen van kritiek op een land of een oorlog om mensen die hier in Nederland wonen lastig te vallen (of erger), dat is natuurlijk bizar. Maar het gebeurt.

Als we dat zien of horen gebeuren: wat doen we dan? “Niet nog een keer” begint niet bij een ander, maar bij onszelf. Toch?

Martijn Vroom
Burgemeester