Beluister hier de column

Ik wilde het al lang, reservist worden.

Omdat ik graag iets wil doen in een totaal andere wereld, en omdat ik defensie een warm hart toedraag. Maar ook omdat ik denk dat de burgermaatschappij, ik ook, heel wat kan leren van en uit de militaire wereld.

Er zijn drie groepen reservisten. Mensen die specifiek iets ‘kunnen’: ondernemers, bouwers, psychologen, noem maar op.

Zij zijn ‘reservist specifieke deskundigheid’. Dan worden ze – als officier – ingevlogen om een commandant ter plaatse bij te staan.

De tweede groep zijn de mensen die de veiligheidsregio’s ondersteunen en de doorvoer van bijvoorbeeld Amerikaans materieel van haven tot bijvoorbeeld Oost-Europa coördineren.

De derde groep zijn de infanteristen bewaken en beveiligen van het Korps Nationale Reserve.

Het bewaken van rechtbank of haven, het vullen van de zandzakken, het beschermen van vitale objecten.

Daar heb ik me gemeld. De basisopleiding, op de Veluwe, duurde twee weken (met sneeuw en ijs in de eerste week).

Het vervolgprogramma bestaat uit diverse dagen training en opleiding.

Militaire EHBO (“zelf hulp kameraden hulp”), omgaan met een vuurwapen, aanhouding verrichten, radiocommunicatie en nog veel meer.

Van fysiek pittig tot mentaal uitdagend, alles komt voorbij. Onderaan beginnen, gewoon soldaat der tweede klasse.

Het vak leren, op je knieën in de modder.

Het is nog veel leerzamer dan ik vooraf had gedacht.

Ook voor m’n ‘dagelijks’ werk.