Beluister hier de column

Lieve mensen,  Soms treedt het nieuws als het ware je persoonlijke levenssfeer binnen. Als het ware? Het treedt echt binnen. Dat was bij mij het geval toen ik op Radio Rijnmond hoorde over de toenemende bijziendheid van kinderen. Koningin Maxima bezocht het Erasmus Medisch Centrum om het startschot te geven voor de campagne ¨Knikker myopie de wereld uit¨. Myopie is een ander woord voor bijziendheid.

Vertel mij wat. Sinds 1956 worden mijn edele gelaatstrekken gesierd door een bril. Dat werkte ongeveer zo: tegen april van dat jaar kon ik niet meer onderscheiden wat broeder Blasius op het bord schreef. Aanvankelijk werd gedacht aan het speciaal onderwijs. Dat was al vaker gebeurd maar zulke fatale adviezen sloeg mijn moedet met grote nadruk in de wind. In plaats daarvan nam zij me mee naar de oogarts om te kijken of ik geen bril nodig had. Waarom naar de oogarts? Anders betaalde het ziekenfonds niet uit. Het Schiedam van mijn jeugd kende twee oogartsen, dokter Staalman van het Gemeenteziekenhuis en dr. Jonkers van de Noletstichting. Volgens de plaatselijke goegemeente waren zij respectievelijk een hele aardige man en een rotvent. Bij Staalman wezen ze met een stok letters aan en die moest je dan zien te lezen. De dokter zette een lege bril op je neus en plaatste daar dan steeds weer nieuwe glaasjes op. Dat was leuk om mee te maken. Jonkers, de rotvent, pakte het anders aan: hij verduisterde het lokaal, eiste van je dat je in een felle lamp keek en zo kon hij dan een diagnose stellen over de toestand van je oog. Hij bracht dan zijn hand dicht bij je oog maar je mocht hem niet volgen. Dat was voor een kind heel moeilijk. Van Jonkers kreeg je dan de wind van voren. ¨Nog één keer en ik gooi je eruit¨. Daarom vonden zij hem dus een rotvent.

Elk jaar zo rond april kon ik opnieuw niet meer lezen wat de leerkrachten op het bord schreven. Dan kwam er een nieuwe bril. Nu moet ik iets vertellen: als kind kon je mij makkelijk van mijn stuk brengen. Daarom dachten zoveel deskundigen dat ik achterlijk was. Ik weet nog dat een mij onbekende dame in de spreekkamer van de oogarts letters begon aan te wijzen die ik nauwelijks van elkaar kon onderscheiden. Ik stamelde wat en dat kreng zei: ¨Ik zal wel plaatjes nemen, dat is misschien gemakkelijker voor hem¨. Zij voegde de daad bij het woord. Ik schaamde mij dood en mijn moeder ook. Zij wees – het staat me nog glashelder voor de geest – het plaatje aan van een Volkswagen kever. Ik sprak plechtig: ¨Dat is een luxe oto!¨. Later op straat zei mijn moeder tegen mij: ¨Jij moet toch altijd apart doen¨.

De teruggang van mijn ogen stopte in de zesde klas. Mijn ouders brachten mij toen al jaren rechtstreeks naar de opticien, meneer van Roon, een soort profeet met een rechthoekige grijze baard en een enorme opengeslagen bijbel in de etalage. Hij was een uitstekend vakman. Liever dan zich door allerlei medisch personeel te laten vernederen, gaven mijn  ouders de voorkeur aan de vriendelijkheid van meneer van Roon. Dan betaalde het ziekenfonds maar geen vergoeding.

De teruggang van mijn ogen stopte in de zesde klas. Ik was inmiddels bij – 11 aangeland. Daar hoorden zware zwarte brillen met jampotglazen bij. Alternatieven bestonden niet. Toen ik eenmaal door die glazen naar meisjes begon te kijken, was ik geen gezicht 1966 geworden en wist ik zeker dat ik mijn leven lang alleen zou blijven. Geen zorgen mensen. Dat is goed gekomen. Ik zou niet weten wat ik zonder partner zou moeten doen als ik weer eens vergeten ben waar ik voor het slapen gaan mijn bril heb neergelegd. Anders zoek je je het leplazerus want zonder bril zie je met – 11 geen bal. En weet U hoe ze in Amerika een brildrager noemen? Vieroog dan nu Dandy Wellington: I am in love with you four eyes. https://www.youtube.com/watch?v=vHjtlr1pqAE