Beluister hier de column

Lieve mensen, ik vind: je hoeft niet altijd origineel te zijn. Je mag het ‘s-avonds laat op de radio best hebben over een onderwerp waar de afgelopen week al veel aandacht aan  is besteed. Daarom aarzel ik niet bij u over de trans-Atlantische slavenhandel te beginnen.

De meeste mensen die niet op de een of andere manier met het Caribisch gebied verbonden zijn , vinden dat een ver van hun bed show. Het is allemaal lang geleden. Het gebeurde  aan de andere kant van de wereld. Hun voorouders hadden er geen notie van. Het was erg verkeerd en een misdaad maar we hebben vandaag de dag wel andere dingen aan het hoofd.

Misschien is dat zo maar toch: slavernij is de uiterste combinatie van ontmenselijking en uitbuiting. We wonen – toegegeven in een rustige en rijke uithoek – wij wonen op een planeet waar ontmenselijking en uitbuiting nog steeds  eerder regel dan uitzondering is. Wie zich rekenschap geeft van misstanden in het verleden, zal er eerder toe komen onrecht in het heden af te wijzen en te bestrijden. Dat maakt zo’n drama van vele generaties terug toch actueel.

Dat niet alleen. De slavernij zit soms dichter in de buurt dan je zou denken. Neem bijvoorbeeld Dordrecht. Zou U Dordrecht in verband brengen met slaven en West-Indië. Toch is die band nauw. Het Algemeen Dagblad wijdde daar verleden week een interessant artikel aan. Al in 1621 of daaromtrent vormden kooplui uit Dordrecht en Rotterdam samen de Kamer van de Maze van de West-Indische Compagnie. Zo’n kamer was een soort lokale vestiging. De West-Indische Compagnie kende er acht, tot en met Groningen.

Deze onderneming bracht slaven van Afrika naar Suriname en andere gebieden waar ze te werk werden gesteld op plantages. De producten daarvan – suiker, tabak, et cetera – gingen op schepen van de West-Indische Compagnie weer naar Nederlandse havens. Dordrecht specialiseerde zich in de verwerking van rietsuiker. Rietsuiker verkreeg je door in een soort molens het suikersap uit de stengels te persen. Het was gevaarlijk werk en menig slaaf heeft daarbij hand of arm verloren. Daarna werd het sap in enorme ketels ingekookt (brandwonden! Reken maar!). Daaruit vormde men dan zogenaamde suikerbroden die zonder schade de lange tocht over de Atlantische Oceaan konden maken. In Dordrecht verwerkten suikerraffinaderijen de brokken tot stroop, melasse en tafelsuiker. Dáár zat de grote winst in. Overigens vond je in Amsterdam en Rotterdam meer suikerraffinaderijen dan in Dordrecht maar het vormde voor die tijd toch een aanzienlijke bedrijfstak. En dan staat aan de Wijnstraat ook nog eens een West-Indisch Huis, dat overigens nooit gediend heeft als kantoor voor de Dordts/Rotterdamse Kamer.

Het gaat natuurlijk niet aan om gewone Nederlanders van tweehonderd jaar terug te betichten van medeplichtigheid aan de slavernij omdat zij er langzaamaan toe overgingen een schepje suiker in hun thee of koffie te gebruiken . Toch zijn in slavernij geteelde producten belangrijker geweest voor Nederland in het algemeen dan wij geneigd zijn te denken. Daar drukt zo’n Dordts voorbeeld je dan weer eens met de neus bovenop. Wij hoeven ons wat dat betreft niets kwalijk te nemen maar laten we wel de moed hebben om te gedenken. Ik doe het met dit nummer van de grote Colombiaanse zanger Joe Arroyo: de opstand https://www.youtube.com/watch?v=WkbV8s-dG9s