Beluister hier de column

Deze tijd, hoog gewaardeerde luisteraars, brengt voor een heer steeds nieuwe uitdagingen met zich mede. Vroeger hoefde je er alleen maar voor te zorgen, dat stropdas en pochet bij elkaar pasten. Nu komt daar ook nog het mondkapje bij. Dat mag qua kleurstelling niet vloeken met de rest. En het het is allesbehalve een theoretisch probleem. Zonder een dergelijke lap voor het gezicht  word je zonder mankeren het openbaar vervoer uitgezet net als vroeger wanneer je mét een niqaab de tram in stapte. Of nee: het boerkaverbod werd in de praktijk nooit zo gehandhaafd maar de bestuurders en conducteurs zijn er nu wél scherp op dat niemand hun voertuig betreedt zónder kledingstuk dat het gezicht bedekt. Anders blijven zij staan, alle mededelingen van minister Grapperhaus ten spijt dat er niet actief gehandhaafd zou worden en dat het allemaal afhing van de eigen verantwoordelijkheid. Als dit zo doorgaat, voelen wij ons straks zonder mondkapje naakt in het openbaar vervoer.  Het heeft ook zijn voordelen: pas nog zag ik in lijn 24 een jonge vrouw die op haar licht beige monddoekje een rij parelmoeren kraaltjesn had gestikt. Het was net een sprookje uit Duizend en een Nacht.

Na het uitstappen trok zij haar oriëntaals aandoende mondkapje met een enkele  handbeweging af want het is geen pretje om met een stuk  textiel voor je gezicht rond te lopen. Het is warm. Je krijgt het benauwd. Brildragers worden gekweld door beslaande glazen. De communicatie wordt lastiger. Het mondkapje maakt reizen met het openbaar vervoer onaangenaam. Volgens mij is dat ook de bedoeling. Ik heb het al vaker gezegd: als wij met zulke gezichtsbedekking elkaar beschermen, dan werkt het overal. Dan was die hele lockdown met bijkomende economische crisis overbodig geweest. Reden genoeg om revolutie te maken tegen de dames en heren die ons dit allemaal hebben aangedaan. Maar volgens mij zijn die mondkapjes neregens goed voor.  Ze helpen volgens mij voor geen meter. Ze zorgen er alleen maar voor dat je  drie keer nadenkt voor je gebruik maakt van het openbaar vervoer. We beschermen elkaar dan wel maar dat doen we door liever te gaan lopen of fietsen. Zo nemen we als vanzelf alleen bij uiterste noodzaak het openbaar vervoer. Ik kreeg diep medelijden met mensen die voor hun werk lange reizen moeten maken: van Middelharnis of van Bleiswijk bijvoorbeeld iedere dag naar Rotterdam. Dan krijg je het toch Spaans benauwd met zo’n ding voor. Wie zitten er in de trein, de streekbus en de randstadrail? Dat zijn mensen die hun werk niet thuis achter de computer kunnen doen. Het zijn de beoefenaren van de essentiële beroepen: de schoonmakers, de verplegers, de artsen, de ambulancechauffeurs. De auto is voor hen vaak geen optie want dan lopen ze reddeloos vast in de files die weer in al hun glorie terug zijn in de mededelingen voor het nieuws op de radio.

Ik hoef alleen maar kleine stukjes met tram of bus. En ik loop na het uitstappen al met volle teugen de frisse lucht in te ademen. Forenzen komen volgens mij met een drenshoofd op hun werk aan. Daar volgt maar al te vaak een dag van afstand houden, coronaregels nakomen en opnieuw het mondkapje voordoen. Sinds de eerste juni is mijn bewondering voor de beoefenaren van de zorgberoepen tot nog grotere hoogte gestegen. Zij doen zwaar en inspannend werk, dat een niet aflatende oplettendheid vereist. Ze doen dat letterlijk in een de adem benemende outfit. De hele shift. Met misschien een korte pauze. Vooral zo’n medisch mondkapje moet erg onaangenaam zijn vergeleken met de lapjes textiel die wij, gewone burgers en leden van risicogroepen, voorbinden. Wat zullen die mensen het benauwd hebben. Inderdaad, luisteraars, zorghelden. Laten we ze adequaat belonen en niet alleen met mooie praatjes of applaus.