Beluister hier de column

Vandaag, lieve mensen, wil ik het een beetje hebben over Maarten Struijvenberg. Die krijgt een nieuwe baan. Hij wordt voor de lokale Leefbaarpartij wethouder in Capelle aan de IJssel. Daarmee treedt hij voor de tweede maal toe tot een college van B en W want hij bekleedde die functie eerder in Rotterdam. Maarten is er helemaal klaar voor, liet hij de media weten. Nu Leefbaar Rotterdam in de oppositie zit, schoot er voor hem alleen een raadszetel over. Het lukt niet zo makkelijk en zo vlug om daarnaast een nieuwe baan te vinden. De uitnodiging uit Capelle kwam als geroepen.

Dat kan allemaal tegenwoordig. Je kunt van de ene gemeente naar de andere hoppen en van het wethouderschap een hele carrière maken. In Schiedam haalde het CDA ooit iemand uit Wateringen het college binnen, Rotterdam heeft er eentje uit Leeuwarden gehad. Alle partijen bezondigen zich eraan.

Volgens mij is dat niet in de geest van de wet. Vroeger waren wethouders altijd lid van de gemeenteraad.  Ze vormden daarvan om zo te zeggen het dagelijks bestuur onder voorzitterschap van de burgemeester, die zelf door de kroon werd benoemd. Dat heette het monisme. Bij Staatsinrichting leerden wij op school dat op het niveau van de gemeente en de provincie het monisme heerste, maar in het Binnenhof het dualisme. Ministers werden wel gecontroleerd door de Tweede Kamer maar ze hadden er geen zitting in. Kamer en regering stonden los van elkaar.

Aan het begin van de eenentwintigste eeuw, die ons tussen haken tot nog toe zo weinig goeds heeft gebracht, aan het begin van de eenentwintigste eeuw vond de politiek dat het monisme uit de tijd was en niet democratisch genoeg. De controlerende functie van de raad schoot erbij in als de eigen kopstukken tevens wethouder waren. Het hield ook om zo te zeggen de politiek buiten de deur. Ik herinner mij nog hoe Gerard Verhulsdonk, roemrucht VVD-raadslid bij mij in de stad, dat eens uitlegde. Kijk. jongen, zei hij, in de raad probeer je er met zijn allen het beste van te maken voor de mensen in je gemeente. Dat is bestuurswerk. Dat is allemaal niet zo politiek. Daarom hoort een college van B en W ook een afspiegeling te zijn van de verhoudingen in de raad. Want er zijn hier geen oppositie en regeringspartijen. We hebben allemaal onze eigen politieke kleur en invalshoek maar we staan voor dezelfde zaak. Dat zei Gerard Verhulsdonk heel lang geleden tegen mij en ik vond hem hopeloos ouderwets want ik was jong en voor de polarisatie.

En toen kwam dat dualisme. Wethouders moesten voortaan van buiten de raad komen net als op het Binnenhof. De raadsleden moesten zich concentreren op wat het college allemaal aanrichtte. En daarvoor kreeg die raad ook specifieke ondersteuning. Op deze manier zou het allemaal veel transparanter en doorzichtiger worden….. èn democratischer.

Dat gebeurde niet. Binnen een paar jaar vormde zich een heel circuit van beroepsbestuurders die van de ene gemeente naar de andere zwierven. Ze zongen natuurlijk allemaal hevig de lof van de plek die ze nu gingen besturen maar vaak hebben zulke wethouders geen antenne voor plaatselijke gevoeligheden en wensen. Ze willen wel doortastend zijn en iets achter laten, iets zichtbaars om mee te pronken zodat ze misschien worden gevraagd door een grotere stad. Maarten Struijvenberg gaat de omgekeerde richting op van groot naar klein, maar dat is volgens mij meer uit nood. Die wethouders nieuwe stijl zijn ook nog eens de baas over de ambtenarij. Ze hebben daardoor een informatievoorsprong, die raadsleden missen. Daarom is de transparantie en de doorzichtigheid van het openbaar bestuur juist afgenomen. Niet de macht van de raad is vergroot maar die van het college van B en W. En het bestuur is daardoor verder af komen te staan van de gemeenschap. Met zo’n kaste aan wethouders die denken dat ze net zo goed Delfzijl kunnen besturen als Vaals of Goeree Overflakkee net zo goed als Leidschendam-Voorburg. Nee mensen, dat was niet de bedoeling van die wet.

Het is niet zo’n goed idee, dat dualisme in de gemeente. Daar hadden we nooit aan moeten beginnen.