Lieve mensen, ik wil vandaag een beetje een triest verhaal vertellen. Het is wel heel lokaal maar het heeft toch een bredere betekenis want het gaat over onze omgang met historische monumenten. Dat raakt U ook in Uw eigen gemeente. Ga met mij mee naar het hart van Delft. Daar vindt U vlakbij een gracht een oud achttiende eeuws monument, de zogenaamde Visbanken. Dat is niet uniek. Heel wat steden hadden of hebben een speciale plek waar vanouds vis werd verkocht. Ergens anders mocht het dan niet maar het stedelijk bestuur zorgde wel voor een overkapping. Voor de oorlog bezocht mijn opa van vaderszijde vaak genoeg de vismarkt in Schiedam, die in 1938 helaas is afgebroken. Daar meerden nu en dan vissersboten aan die hun vangst zo vers als het maar zijn kon op de vismarkt afmijnden. Dat wil zeggen: de veilingmeester zette hoog in en ging dan met zijn prijs naar beneden tot iemand ¨mijn¨ riep. Het was de kunst dat te doen op het juiste moment, als je wist dat anderen erop in zouden springen als de prijs nóg lager ging. Mijn opa was daar – zo luidt het familieverhaal – een mééster in. Maar de vismarkt van Schiedam bestaat al negentig jaar niet meer. Het is nu een rechthoekig plein waar een in het plaveisel aangebrachte afbeelding van een haring de oude functie in de herinnering houdt. Ik ben er altijd voor geweest dat er een replica kwam van de oude Vismarkt maar daar schijnen de omwonenden niet voor te voelen. Vanwege de hangjongeren. Een triest teken des tijds.
De meeste Visbanken in onze streek functioneren niet meer als zodanig. Ze staan onaangeroerd monument te wezen. Of ze hebben inmiddels een andere functie.
De Delftse Visbanken werden echter geëxploiteerd door een echte visboer, die er uitstekende zaken deed. Geen wonder: de Visbanken liggen middenin het centrum aan de rand van een winkelgebied. Toch is de zaak nu gesloten. Niet vanwege een matige omzet maar omwille van het personeelsgebrek. De visboer is er niet in geslaagd jongeren enthousiast te maken voor zijn mooie vak. Dat is misschien wel voorstelbaar nu de zeevisserij overal tegen ecologische grenzen aanloopt maar daarom niet minder triest. Een monument blijft alleen maar leven als het een eigentijdse functie heeft en dat was met de Visbanken zeker het geval.
Inmiddels heeft zich een nieuwe exploitant aangediend. Die gaat de Visbanken gebruiken om er allerlei zoetigheden te verkopen en in de winter oliebollen en aanverwante artikelen. Het wordt kortom een toeristenval zoals Amderdam die al jaren kent met zijn talloze stroopwafel- en nutellawinkeltjes. De Visbanken blijven op die manier wel onderdeel van het winkelbestand in Delft maar met een aan de oorspronkelijke bedoeling van het gebouw volstrekt wezensvreemd aanbod. Het kan niet anders of het gaat ten koste van het karakter.
Er is in Delft dan ook verzet ontstaan tegen deze oplossing, die door sommige liefhebbers van de binnenstad als wanstaltig wordt aangeduid. Hebben zij gelijk? Is die gast met zijn stroopwafels en Nutella een barbaar? Die vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Om te beginnen moet je ervan uitgaan dat een monument geen museumstuk is. Het maakt deel uit van het weefsel van stad of dorp. Het heeft daar altijd een rol in gespeeld en die is in de loop der tijden aan verandering onderhevig. In dat licht is het niet zo gek als Visbanken gebruikt worden voor de verkoop van andere artikelen als dat zakelijk een goed idee is. Tijden veranderen en de functies van monumenten ook. Aan de andere kant is het moeilijk voorstelbaar dat geen enkele visboer brood zag in dit unieke monument met zijn uitstekende ligging. Vlak in de buurt heeft een jong ondernemersechtpaar wél een viswinkel geopend. Het is duidelijk dat hier instanties en ondernemers langs elkaar heen hebben gewerkt met als gevolg iets wat ambtenaren een suboptimaal resultaat nemen. Jammer. En nu een mooi visserslied uit Mexico https://www.youtube.com/watch?v=nh9OBULqkeo