Het is natuurlijk niet voor het eerst dat populistisch rechts winst boekt bij Tweede Kamerverkiezingen. Vader van het naoorlogs populisme is Hendrik Koekoek met zijn Boerenpartij, die in de jaren ’60 en ’70 vertegenwoordigd was in de Tweede Kamer. Begonnen als een soort oerversie van Farmers Defence Force ontwikkelde de agrarische beweging zich als een algemene protestpartij die ook steun kreeg in de grote steden. Hoogtepunt van Koekoeks populisme was zijn nummer 1-hit Den Uyl is in de olie, samen met Vader Abraham, over toenmalig minister-president Den Uyl en de oliecrisis van 1973. Populisme had toen nog een carnavaleske onschuld.
De eerste echte populistische politici waren de fictieve personages Jacobse en Van Es, de vrije jongen van De Tegenpartij. Het duo van Van Kooten en De Bie was zo succesvol dat het land er mee wegliep. Om het legendarische verkiezingsaffiche te bemachtigen, fietste ik stad en land af om de vpro-gids te kopen waarin het affiche stond. Toen uit een kiezersonderzoek bleek dat als De Tegenpartij aan de Tweede Kamerverkiezingen zou meedoen, mensen werkelijk op het duo zouden gaan stemmen en de partij zelfs een aantal zetels zou gaan halen, hielpen Van Kooten en de Bie geschrokken hun alter ego’s om zeep door ze een coup op het Binnenhof te laten plegen, waarbij ze jammerlijk het leven lieten. Tekenend was het communicatiemisverstand tussen een elite, in dit geval een culturele, en een ontevreden kiezersgroep die eindelijk dacht een woordvoerder voor hun onvrede te hebben gevonden. Het bleek een perfecte voorspelling van wat ons land nog te wachten stond.
Hans Janmaat maakte van de rechtse Centrumpartij geen succes omdat hij geen populist was. Binnen de VVD werd decennia met succes met het populisme geflirt, maar werd het nooit een dominante stroming: Hans Wiegel, Frits Bolkestein en Rita Verdonk bedienden zich ervan, met uitstekende electorale resultaten tot gevolg.
Het rechts-populisme is nu met 28 zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. De onschuld is wel van het populisme af. Het is vooral grimmig, polariserend en vertoont ook destructieve elementen. Sigrid Kaag vroeg zich al hardop af wie die mensen zijn die hierop stemmen. Dat lijkt me een goed begin van een noodzakelijke dialoog. Nog belangrijker is het antwoord op de vraag wat deze kiezersgroep bezielt? Men kan zich er niet langer meer mee van afmaken dat deze mensen dom, ongeïnformeerd of gewoon ongelijk hebben. Morele superioriteit uitstralen werkt als olie op het populistisch vuur. Men zal de geografische en digitale enclaves van alleen maar redelijke, hoogopgeleide, gelijkgestemden moeten verlaten. Nieuw leiderschap betekent dat je de verantwoordelijkheid voor die dialoog neemt en de populistische kluwen van onvrede helpt te ontwaren. Niet als een electoraal trucje, maar als een echte poging om te begrijpen wat er aan de hand is en dit in het bestuur van het land te incorporeren. Al is het maar uit politiek eigenbelang, want als de VVD de rechterflank vier jaar lang ongedekt gaat laten in een regering met o.a. D66, dan kan het rechts-populisme in 2025 zomaar ineens de grootste stroming worden.