Beluister hier de column

Vanaf de camping in Frankrijk volg ik de discussie in Nederland over het verplicht dragen van mondkapjes op bepaalde plaatsen. En dat dit een fundamentele aantasting van onze vrijheid zou zijn.

In Frankrijk is het dragen van mondkapjes al lange tijd verplicht in supermarkten. Wanneer je boodschappen gaat doen, zet je je mondkapje op en gaat naar binnen. Heel eenvoudig. Binnen heeft iedereen een mondkapje op, alle klanten, maar ook al het personeel. Dat geeft nergens gedoe of discussie.

De enigen die ik in Frankrijk zonder mondkapje in een supermarkt heb gezien waren Nederlanders. Wij Nederlanders associëren ten onrechte het mondkapje met een muilkorf. We denken dat we niets meer mogen zeggen, dat onze vrijheid van meningsuiting beperkt wordt en dat dit een aantasting van onze grondwettelijke rechten is. Alsof die Nederlanders met hun geschreeuw en gebral in die supermarkt iets te melden zouden hebben dat beschermd zou moeten worden door de vrijheid van meningsuiting. Je kent het wel: zo’n groepje luidruchtige familieleden die van grote afstand – en zo’n supermarché heeft vaak de omvang van een sporthal – elkaar de meest triviale zaken toeschreeuwen. Meestal ook nog vergezeld van een kinderschare die al sinds de geboorte geen strobreed in de weg wordt gelegd en vaak uit eigener beweging parallel gaat shoppen. Je ziet dan nog wel zo’n smekende vader een poging doen om de kilos’s suikergoed te beperken maar wanneer Jan-Peter het op een huilen zet of Engelbert het zachtgekookte ei in zijn merkzwembroek de les leest, wordt het verzet snel gestaakt. Het is een illustrerend beeld: de kinderen in de supermarkt gedragen zich als sommige Nederlanders ten opzichte van de coronamaatregelen: verwend, onredelijk en totaal op zichzelf gericht.

Denk je werkelijk dat er één Fransman of Française is die denkt dat door het dragen van een mondkapje de idealen van de Frans Revolutie om zeep worden geholpen? In zoverre dit hier als een inperking van de vrijheid wordt gezien, wegen de praktische overwegingen van het indammen van een epidemie veel zwaarder.

Wij Nederlanders zijn de afgelopen decennia heel anders over vrijheid gaan denken dan daarvoor. Het klassieke liberale idee van vrijheid hebben we ingeruild voor het neoliberale idee. In het eerste geval is vrijheid niet alleen de mogelijkheid om te doen wat je wil, maar heeft het altijd een sociaal karakter, het mag nooit ten koste gaan van de vrijheid van anderen. Daarnaast gaat deze vrijheidsopvatting uit van het besef dat er ook voorwaarden nodig zijn om je vrijheid te verwezenlijken, zoals goed onderwijs en andere maatschappelijke voorwaarden. Vrijheid is hier niet alleen negatief door de grenzen die er aan gesteld worden, maar ook positief omdat er voorwaarden gecreëerd worden.

Sinds begin jaren ’80 is de neoliberale opvatting van vrijheid tezamen met economische veranderingen uit de  Verenigde Staten overgewaaid. Door het marktdenken wordt vrijheid steeds meer als afwezigheid van belemmeringen gezien. De overheid vormt een belemmering op vrij economisch verkeer is globaal de economische opvatting. Maar in de loop der jaren heeft deze opvatting niet alleen betrekking op het ondernemerschap en economisch verkeer gekregen, maar is het ook onze maatschappelijk denken gaan domineren. Zo vormt Nederland nu een soort van eiland in Europa met een Amerikaanse opvatting over vrijheid. De overheid belemmert met z’n regelgeving de vrijheid van ons handelen, is het adagium geworden. En de coronacrisis met de opgelegde overheidsmaatregelen legt een vergrootglas op deze opvatting.

Dat is wat ik zag in die Franse supermarkt. Het niet-sociale karakter die het neoliberale vrijheidsdenken op individueel niveau kan aannemen versus het klassieke vrijheidsbegrip. Burgerzin, verantwoordelijkheid, maar ook zelfbeheersing en redelijkheid maken allen deel uit van die klassieke opvatting. De Franse revolutie ging daarbij ook niet alleen om vrijheid, maar ook om gelijkwaardigheid en broederschap. En dat laatste staat haaks op het neoliberale vrijheidsbegrip, maar is wel essentieel om het houden van afstand en dragen van een mondkapje te accepteren omdat je niet wil dat iemand anders door jouw toedoen COVID-19 oploopt.

Het is opvallend dat er twee grote politieke partijen in Nederland het begrip vrijheid in hun naam hebben, de VVD en PVV, maar dat er door politici van die partijen niet of nauwelijks over vrijheid gediscussieerd wordt in relatie tot de coronacrisis. Vrijheid is een mooi woord en bekt lekker in verkiezingscampagnes maar er echt een visie op hebben is een heel ander verhaal. Voor Wilders is de Islam al decennia de enige belemmering van vrijheid en voor de VVD geldt dat ze de afgelopen 35 jaar het neoliberale beleid hebben gesteund. Sterker nog, de partij heeft  een sleutelrol vervult in de neoliberalisering van ons polderlandschap.

VVD-leider Rutte weet dit natuurlijk als geen ander. En daarom zwijgt hij hierover. Het is daarbij interessant om te zien hoe minister-president Rutte door de coronacrisis wordt gedwongen om steeds meer het klassieke vrijheidsidee te gaan propageren en daarmee de gevolgen en uitwassen van het neoliberale beleid van VVD-leider Rutte moet bestrijden. Maar Rutte zou Rutte niet zijn, als hij hier niet een draai aan zou weten te geven.