Beluister hier de column

Onderduiken. Het is een woord dat je automatisch met de Tweede Wereldoorlog associeert. Je kent het woord alleen van de geschiedenisles. De Joden moesten onderduiken. Mensen uit het verzet ook, wanneer de Duitsers hen op het spoor waren. Onderduiken doe je wanneer je land bezet is en er een vijandige regime je bedreigt.

En nu blijkt er in Rotterdam een docent te zijn ondergedoken omdat hij bedreigt wordt. Sinds de gruwelijke moord op de Franse docent Samuel Paty weten we dat de daad bij het woord kan worden gevoegd .

De ondergedoken docent had een spotprent van Joep Bertrams in zijn schoollokaal hangen. Op deze spotprent zien we een onthoofd mens met een T-Shirt waarop Charlie Hebdo staat. Deze onthoofde persoon steekt de tong uit naar een jihadist met een bebloed zwaard in de hand. Onder de tekening staat ‘onsterfelijk’. Dat is alles. De profeet Mohammed of Allah komen er niet in voor. De prent laat slechts de werkelijkheid zien: het bebloede zwaard verwijst natuurlijk naar de moord op de redactieleden van Charlie Hebdo. Die slachtpartij is niet bedacht door Joep Bertrams, ook niet door de geschiedenisleraar in Rotterdam, maar die is bedacht en uitgevoerd door radicale moslims die in onze Westerse samenlevingen niet alleen de vrijheid van meningsuiting niet respecteren, maar ook het legitiem achten om te moorden als in hun ogen de islam wordt beledigd. Bertrams laat slechts de waarheid zien en dat met het vermoorden van de redactieleden van Charlie Hebdo hun ideeën en opvattingen niet gedood kunnen worden. De uitgestoken tong is een milde vorm van spot in onze cultuur, zo doen kinderen op het schoolplein als ze elkaar plagen.

Het is extra triest dat de docent werkzaam is in de stad van de filosoof Erasmus. Voor veel Rotterdammers is Erasmus een brug. Voor anderen een apotheek of een koeriersbedrijf. Wellicht een ziekenhuis en in het beste geval een universiteit. Maar weinigen zullen bekend zijn met zijn werk en opvattingen. Toch is zijn werk relevanter dan ooit. In 1509 verscheen zijn beroemdste boek, Lof der Zotheid. Hierin uitte hij op ironische wijze kritiek op theologen, geestelijken, vorsten en de Rooms-Katholieke Kerk. Inderdaad op die andere grote godsdienst naast de islam, die in ons land wordt gepraktiseerd, het christendom voordat de protestanten zich van de Rooms-Katholieke Kerk afscheiden.

Spotprenten ontstonden in Nederland ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje, dus niet veel later na Erasmus. Ook daarin waren de katholieke geestelijken en leiders als Alva, die dit geloof fanatiek en gewelddadig uitdraagde, onderwerp van spot. Daarmee werd een traditie gestart die tot op heden voortduurt. Naarmate de macht van de geestelijken steeds meer afnam en die van de politieke, wereldse leiders steeds meer toenam, verschoof de aandacht in spotprenten steeds meer naar de laatste groep. Maar altijd zijn godsdiensten onderwerp van karikaturen en spotprenten gebleven.

500 jaar na het verschijnen van de Lof der Zotheid moeten we voor een deel opnieuw beginnen. Cruciaal is dat in de opvoeding tot westers burger humor een prominente plaats krijgt. Moppentappen voor kleuters, humoristische anekdotes leren vertellen in het voortgezet onderwijs. Humor betekent relativeringsvermogen, het op juiste warde kunnen inschatten van ironie, eventueel sarcasme. Spot, zelfspot vooral, het matigt boosheid en fanatisme. Onze samenleving schreeuwt erom.