Beluister hier de column

De spanning stijgt ten top: wordt morgen het lot van president Trump bezegeld of zorgt hij voor net zo’n daverende verrassing als vier jaar geleden?

Als hij gedwongen wordt het Witte Huis te verlaten zal bij veel mensen de opluchting groot zijn. Niet alleen binnen de VS, maar zeker ook daarbuiten. Trumps populistische regeerperiode heeft veel weerstand opgeroepen. Zoals ook het Front National in Frankrijk, de AFD in Duitsland en de PVV en Forum in Nederland dat doen.

De vraag is echter of niet zozeer Trump maar de vervreemding binnen de top van de Democratische Partij het grote probleem is. Cruijffiaans gezegd: vier jaar geleden won Trump de verkiezingen niet, maar verloor Hillary Clinton ze. Morgen wint Joe Biden niet, maar verliest Trump ze. Want hoe blij moet je zijn met een hoogbejaarde wereldleider wiens verkiezingscampagne niet draaide om een bevlogen toekomstverhaal maar om het niet maken van fouten. En wat willen de miljardairs die hem financieel steunen, straks na zijn verkiezing van hem terug? Dat Wall Street ongemoeid wordt gelaten, schat ik in, net als hun vorstelijke belastingvoorwaarden.

Is het populisme een op zichzelf staand kwaad dat koste wat het kost bestreden moet worden, eventueel zelfs met het negeren van democratische rechten van individuele burgers, om zo maatschappelijke rampen te voorkomen? Of is het populisme het gevolg van een elitaire houding van een politiek-bestuurlijke en economisch klasse die de belangen van grote groepen mensen onvoldoende behartigt of zelfs negeert?

Sinds de revolutie van de jaren ‘60 staat het ‘ik’ centraal. God werd dood verklaard, de grote politieke ideologieën vaarwel gezegd, instituties verdacht gemaakt en regels en wetten als hinderlijke obstakels van het ‘ik’ gezien. Toen in de jaren ‘70 het sociaaldemocratisch idealisme strandde, bleef er alleen nog de drang naar vrijheid over. Vrijheid in de zin van afwezigheid van beperkingen, als het botvieren van het eigen leven, op zoek naar meer consumptie en vermaak. Dat werd de grote motor achter de neoliberale revolutie die nu al 30 jaar gaande is. In de jaren ’90 werd de arbeidsmarkt geliberaliseerd en grote privatiseringen doorgezet. De inkomensverschillen werden hierdoor weer groter en een groepje babyboomers werd groot-aandeelhouder ten kostte van de rest van hun generatiegenoten. En met die groeide maatschappelijke ongelijkheid werd de voedingsbodem voor het populisme gelegd.

Het is dus veel te beperkt om het populisme als een duivels kwaad te zien, ook al kan het aanzienlijke schade aanrichten. Het is veel meer een alarmbel die afgaat. Het gaat in onze Westerse samenlevingen nog steeds om gelijke verdeling van macht, kennis en inkomen, zoals voormalig minister-president Joop den Uyl het formuleerde. Over hoe gelijk kun je discussiëren. In ieder geval gaat het om een evenwichtige verdeling over de volledige bevolking. Dat evenwicht is steeds meer verstoord geraakt. Van het opheffen van de grenzen en de toenemende globalisering heeft een groep mensen geprofiteerd die vaak met hulp van fiscale slimmigheden een veelvoud verdienen aan puur bezit als vastgoed en aandelen, dan een veel grotere groep werknemers in loondienst of ZZP. Hardwerkende leraren, verpleegkundigen, wachtwagenchauffeurs en personeel in de detailhandel, om maar wat voorbeelden te noemen, zien hun besteedbaar inkomen al heel lang niet stijgen.

Wie de strijd tegen het populisme wil winnen, moet daar beginnen.