Beluister hier de column

Nu het aantal gevallen van COVID-19 weer toeneemt zie ik steeds het volgende beeld voor me: mensen die op het strand gefascineerd staan kijken hoe in de verte een vloedgolf opbouwt en aan komt rollen. Imposant en dreigend, steeds dichter en dichter, en pas op het allerlaatste moment, wanneer de golf reeds het strand heeft bereikt, en het al te laat is, begint iedereen weg te rennen.

Wat is dat in ons dat we niet eerder handelen, dat we geen maatregelen nemen op het moment dat het zeer effectief is, maar dat we wachten tot we overspoeld worden? Zelfs we nu dit in maart al een keer hebben meegemaakt, lijkt het alsof we ons gedrag uit februari gaan kopiƫren, al zijn er nu wel wat bestuurders en medisch deskundigen die de trom roeren.

Maar misschien nog belangrijker dan deze vragen is die hoe het kan dat we het zover laten komen? Hoe moeilijk is het om een beetje op te letten en anderhalve meter afstand te houden?

Wat je ziet bij de coronacrisis is dat bepaalde zaken in de samenleving worden Ā uitvergroot. Dat is ook het geval bij hoe wij voor onze vrijheid opkomen en moeite hebben om onze verantwoordelijkheid te nemen. Onze individuele vrijheid is heilig geworden. Zelfs al gaat onze vrijheid ten koste van onze medemens, zoals bij geluidsoverlast van feesten in een buurt, gevaarlijk hard rijden op een openbare weg, en nu dus ook bij het coronavirus: hoezo moet ik afstand houden, ik word toch niet ziek. Of het tast mijn grondwettelijke vrijheden aan, zoals Willem Engel van de actiegroep Viruswaanzin beweert. Alsof je ineens in een dictatuur zou leven als je een stapje opzij doet voor een bejaarde vrouw die in de risicogroep valt. Of even wacht tot er iemand gepasseerd is tot we zelf doorlopen. Terwijl het toch volkomen duidelijk is dat we daarmee een verdere verspreiding het beste kunnen voorkomen. Hoe kan het dat Willem Engel zelfs naar de rechter stapt omdat hij geen stapje opzij wil doen om zo kwetsbare mensen te beschermen? Hoe egotistisch is dat?

De sterk gegroeide en gewaardeerde individuele vrijheid kan in onze samenleving alleen maar bestaan als de individuele verantwoordelijkheid in dezelfde mate groeit. Het probleem bestond natuurlijk al voor de coronacrisis. Je ziet het vooral goed terug in het verkeer: voorrang verlenen wordt steeds schaarser. Voor sommige deelnemers is het andere verkeer alleen maar een belemmering van de eigen vrijheid. De vrijheid om ongehinderd door te rijden zo hard te rijden als je wilt, net zoveel geluid te maken als je wilt en net zoveel CO2 uit te stoten als je wilt, alsof het een grondrecht is.

Iemand voor laten wordt niet meer als iets galant gezien, maar als een nederlaag. Je laat iemand winnen, want die gaat eerder, dus ben je een loser, Gekke Henkie, of anderszins iemand die zich opoffert zonder daar iets voor terug te krijgen. Want de angst dat we meer geven dan we krijgen is ons levensmotto geworden. Er is maar heel weinig voor nodig om ons te kort gedaan te voelen, en dat terwijl we welvarender dan ooit zijn.

Als we de ander vooral gaan zien als iets dat onze individuele vrijheid in de weg staat, wordt het heel lastig samenleven. En volgens mij is dit waar ook de regering mee worstelt en waarom ze aarzelt om hier duidelijk over te zijn. Met het pleiten voor vrijheid van burgers krijg je bij verkiezingen nu eenmaal meer stemmen als met het hameren op nemen van verantwoordelijkheid. Want mensen aanspreken op hun gedrag is een risicovolle bezigheid geworden.