Vaker schreef ik over kennismaken, bij mensen langs gaan. Een van de mooiste kanten van het burgemeesterswerk. Nog altijd heb ik de grote groslijst van aan het begin nog niet af. Die lijst was ook wel makkelijker gemaakt dan vervuld. “Alle scholen” – dat begint z’n voltooiing wel te naderen. “Alle Buurt Preventie Teams” ook. “Alle wijkagenten” en “alle huisartsen” inmiddels ook. “Alle begraafplaatsen” ook. Maar “alle sportclubs” nog lang niet. En ook “alle kerken” en “alle begrafenisondernemers” nog lang niet.
Daar ben ik deze weken dan extra zoet mee. Het is een toetssteen van de beschaving hoe we met overleden mensen om gaan. Zowel in de manier waarop we spreken, alsook de manier waarop we omgaan met de rituelen rondom de dood. Inclusief de manier waarop we omgaan met het ‘stoffelijk overschot’. In dat woord zit overigens al een hele lading, als je het goed beschouwd.
De professionals die met raad en daad de inwoners van Leidschendam-Voorburg bijstaan als een geliefde of bekende overlijdt – die leer ik graag kennen. Zij kennen onze samenleving vanuit momenten die er écht toe doen.
En ook de volle breedte: tot op heden krijgt iedereen een keer met ze te maken.