Beluister hier de column

Lieve mensen, de laatste dagen zie je in onze steden allemaal groepjes jonge mensen blij rondlopen. Tegelijk gedragen ze zich als een kat in een vreemd pakhuis. Dat zijn ze ook want ze doen mee aan de zogenaamde intree. Ze maken kennis met de stad en de instelling waar ze gaan studeren. Die groepjes staan meestal onder leiding van een oudere student die de omgeving al kent. Ik heb dat vroeger ook wel gedaan toen ik nog in Amsterdam studeerde. Geschrokken realiseer ik mij nu dat dit een halve eeuw geleden is. Crea, de culturele poot van de universiteit had een heel programma georganiseerd en ik leidde mijn groep naar alle evenementen terwijl ik tussendoor tips gaf over kroegen, verenigingen en het leven op de studentenflat. Bijvoorbeeld: word lid van de Amsterdamse Studenten Sport Vereniging, niet voor de sport maar voor de toegang tot hun nachtsociëteit Het Okshoofd. Je hebt kans dat je daar Mick Jagger tegen komt. Ga dan niet uit je dak en doe normaal. Bij de Drie Ballons op de Gelderse Kade hebben ze ´s-morgens vroeg erg goede bruine bonensoep maar de uitsmijter is nogal willekeurig. Nuttige dingen allemaal die je in het leven nodig hebt.

Daar denk ik aan als ik die aankomende studenten rond zie lopen. En ik benijd ze niet. De kans is groot dat ze elke avond de trein naar huis moeten pakken omdat een eigen kamer er met de woningnood niet inzit. Die fameuze beurs is een fooi. Wie teveel leent, zit een leven lang in de schuld. Het enige alternatief is een studentenbaantje nemen. Daardoor kun je studievertraging oplopen en die wil het nieuwe blanke regime in Den Haag straffen met een langstudeerdersboete. Ook gaat dat beursje omlaag.

Ik was destijds de eerste in mijn familie die mocht doorleren. Dat was onwennig en ik ben een tijdje thuis gebleven. Spoorstudent heette dat. Dit was op den duur niet uit te houden. Dus schreef ik me in bij de Stichting Studentenhuisvesting van de universiteit. Die wees me na een wachttijd van drie maanden een studentenflat toe van twaalf vierkante meter met natte cel. Huur plus gas en licht: honderdtien gulden per maand. Ik kreeg een volledige studietoelage van een dikke vijfduizend d gulden per jaar, voor de helft een gift  en voor de helft een renteloze lening. In de mensa van H88, niet zo ver van het Okshoofd, kostte een driegangenmaaltijd vier gulden vijfentwintig. Met andere woorden: daar kon je van leven. Ik nam tijdens de academische vakanties wel tijdelijke baantjes maar dat was om in Europa te kunnen rond te reizen. Je moest trouwens niet te veel verdienen. Anders werd het op de beurs in mindering gebracht. Toch was  ik al heel gauw werkstudent maar dat kwam omdat ik interessante banen kon krijgen die een beetje in het verlengde lagen van mijn studie.

Let op: dat was dus een halve eeuw geleden. Het inkomen per hoofd van de bevolking was een stuk lager dan nu. Toch werden de paradijselijke omstandigheden die ik hierboven weergeef – een studentenflatje binnen een paar maanden, een beurs waar je van kon leven – heel normaal gevonden. Net als het gegeven dat je als kind op de lagere school met de hele klas naar zwemles ging. Dat kon er allemaal uit. Dat was geen probleem. Dat vond men in het Nederland van toen een kwestie van beschaving.

Nu is dat allemaal over. Niet omdat we zo verarmd zijn met zijn allen. Het tegendeel is waar. Dat studeren aan universiteit en hogeschool weer een privilege dreigt te worden voor jongens en meisjes met een rijke pipa, is een kwestie van politieke wil. Of van politieke onwil. Laten we het maar zo formuleren. Ik ben blij dat ik nu geen student ben. Weet U wat de grote hit was van de Stones in 1974, toen je Mick Jagger of Keith Richard in het Okshoofd kon tegen komen? It´s only rock and roll. En dat wens ik de huidige studenten van harte toe. https://www.youtube.com/watch?v=DmgCy__eUa8