Lieve mensen, op 1 oktober 1824 brak in een vliegende storm de grote mast af van een vissersschip uit Middelharnis. Alleen de schipper en een scheepsjongen overleefden de ramp, Elf bemanningsleden werden door de zee verzwolgen.
Waarom kom je daar nu mee, zult U zeggen. Let maar op het vervolg. Deze gebeurtenis maakte grote indruk. Overal in het land werd geld ingezameld voor de weduwen. Zelfs tot Nederlands Indië drong het bericht door. Daar werd een slavin van 25 jaar oud geveild ten gunste van de 11weduwen uit Middelharnis. Ik kon wel de advertentie vinden waarin zij werd aangeboden maar niets over de opbrengst.
Zo zie je hoe ook een dorp op Goeree Overflakkee iets te maken kan hebben met het Nederlandse slavernijverleden. Wij in onze streken hebben de neiging te denken: dat is allemaal meer iets voor steden als Amsterdam, Rotterdam, Middelburg en Vlissingen. Wij in onze gemeente hebben nooit iets met slavernij te maken gehad. Daar zul je, als puntje bij paaltje komt, raar van opkijken. Modern historisch onderzoek van vernieuwende geschiedschrijvers legt steeds meer bloot over de nauwe verwevenheid van de Nederlandse maatschappij met de slavernij in het Caraïbisch gebied en – vooral niet te vergeten – Nederlands Indië. Tot voor een paar jaar keek men alleen naar de slavenhandel zelf. U kent dat wel: schepen met hun ruim vol slaven die van Afrika naar Suriname voeren. Maar je moet ook in aanmerking nemen de producten die de slaven teelden: suiker, tabak, katoen, koffie, kruidnagelen. Die kwamen allemaal in Nederland terecht waar zij werden doorverkocht of in grote werkplaatsen, een soort voorlopers van fabrieken, die trafieken genoemd werden, in trafieken dus verder werd verwerkt. Als je dat allemaal meetelt – en dat moet – dan is de betekenis van de slavernij voor de Nederlandse economie veel en veel groter dan tot voor een jaar of tien werd gedacht. Bedenk daarbij dat de slaven niets betaald kregen en zelfs in veel gevallen hun eigen voedsel moesten verbouwen.
Daarom vind ik het een goed idee van keti koti, de dag van de bevrijding van de slaven, een nationale feestdag te maken. De viering is al een week geleden maar ik wil het er toch nu over hebben. Voor volgend jaar zeg maar. Op 1 juli is iedereen vrij en elke gemeente organiseert een programma om de slaven te herdenken en de vrijheid te vieren. Ook Hoeksche Waard of Lansingerland. Allemaal zonder uitzondering. Daarbij is het belangrijk te beseffen dat er niet alleen iets te herdenken valt maar vooral ook iets te vieren. Keti koti hoort een feestelijke dag te zijn met een serieuze achtergrond en dat niemand op die dag hoeft te werken, is vanzelfsprekend.
Het is niet alleen een feestdag voor de nazaten van de slaven maar voor iedereen. Ik zal eens iets vertellen: dankzij arbeid van slaven is veel geld verdiend, niet zozeer door de directeuren van de plantages maar door hun financiers in Nederland en de kooplui die de daar geteelde producten verhandelden. De echte verdieners kenden de slaven alleen uit hun financiële administraties. Anders was het natuurlijk met de directeuren die het dagelijkse werk moesten organiseren en laten uitvoeren. Zij hadden absolute macht over hun menselijk bezit en dat is nooit goed voor het karakter. Onvermijdelijk komt het slechtste in je naar boven als je vrijelijk kunt beschikken over het lichaam van een ander. Willem Usselinckx, een koopman die aan het begin van de zeventiende eeuw zijn best deed om in het Caribisch gebied koloniën van de grond te krijgen, begreep dat precies. Juist daarom was hij tegen slavernij. Met slaven – schreef Usselincx – kon je nooit een gezonde, stabiele samenleving opbouwen. Toen de West Indische Compagnie werd opgericht, wilde hij er dan ook niets mee te maken hebben.
Slavernij is niet alleen slecht voor de slaven maar ook voor hun bezitters, die de neiging hebben alle grenzen uit het oog te verliezen. Daarom is Keti Koti iets om te vieren voor iedereen in alle uithoeken van Nederland. En nu Joe Arroyo met: de opstand https://www.youtube.com/watch?v=oWBf9hfW_4Y