Door de coronacrisis hebben alternatieve verklaringen van gebeurtenissen, nepnieuws en complottheorieën flink de wind in de rug gekregen. En het ging deze bonte stoet van handelaren in wilde verhalen toch al voor de wind.
Nu is er natuurlijk altijd ruimte geweest voor andere verklaringen dan die door de officiële wetenschap en journalistiek werden aangereikt. Maar in de naoorlogse geschiedenis was het nooit zo sterk aanwezig dan nu het geval is. En deze verhalen worden geloofd en theorieën hebben groepen aanhangers.
De verklaring dat dit door de verspreiding van berichten via sociale media komt, is natuurlijk een open deur. Alle lezers zijn zenders geworden, de consument van nieuws en meningsvorming is ook producent geworden. Het monopolie op informatievoorziening door professionele organisaties met vakinhoudelijke uitgangspunten is opgeheven. Deze is volledig gedemocratiseerd. Kwantiteit is daarmee van grotere betekenis dan kwaliteit geworden. Bronnenonderzoek is schaars geworden.
Voor de digitale revolutie viel het niet mee om je alternatieve theorieën aan de man te brengen. Een woedende, een onsamenhangende, of een wild speculerende brief naar een krantenredactie bestemd voor de lezersrubriek, belandde steevast in de prullenbak. Hoogstens dienden die ter vermaak bij de lunch van de redactie, maar publicatie was uitgesloten. Sommige gedreven éénpitters gingen dan maar over tot het stencilen en later kopiëren van hun – vaak handgeschreven – teksten, om ze daarna huis-aan-huis te bezorgen. Toen ik studeerde woonde er blijkbaar zo’n iemand bij mij in mijn buurt, want regelmatig werd ik getrakteerd op handgeschreven uiteenzettingen waarin de relatie tussen het Bildenberghotel en de Koninkrijkszaal van de Jehova’s glashelder uiteen werden gezet. Ook ik lunchte er prettig bij.
Soms lukte het om wilde theorieën tot de gevestigde boeken-en krantenwereld te laten doordringen. Een goed voorbeeld hiervan is het mysterie van de Bermudadriehoek, in met name de jaren ’70 van de vorige eeuw. In deze denkbeeldige triangel in de Golf van Mexico zouden op onverklaarbaar wijze allerlei schepen en vliegtuigen verdwenen zijn. Een reeks boeken met de meest wilde speculaties wist de weg naar een groot publiek te vinden. Buitenaardse wezens, het eigenlijke Atlantis, of een breuk in de tijd in dat zeegebied, de meest sensationele theorieën buitelden over elkaar heen. Boeken met dit onderwerp gingen als warme broodjes over de toonbank.
Maar dit waren uitzonderingen. En boeken hebben een hogere drempel dan bewegend beeld. Dit bewees regisseur Oliver Stone met de film JFK. Met deze samenzweringstriller werd in 1991 een volgende fase ingeluid. Stone laat ons zien dat alles rondom de moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy in 1963 met elkaar samenhangt en er sprake is van een complot van veel meer betrokkenen dan die ene schutter, Lee Harvey Oswald.
Het is overigens maar goed dat Stone niet wist dat Oswald op weg vanuit de toenmalige Sovjetunie naar de Verenigde Staten één nacht, namelijk van 3 op 4 juni 1962, in een hotel aan de Mathenesserlaan in Rotterdam doorbracht, want anders was zijn raamwerk van logische gebeurtenissen niet compleet geweest.
JFK ging dus verder dan de Bermudadriehoek. Hij gaf niet alleen een andere verklaring voor gebeurtenissen, hij ging uit van een geheim, vooropgezet plan. Daaruit viel alles te verklaren. Terwijl het eigenlijke onderzoek veel vragen niet kon beantwoorden en deze dan ook open liet. Hoewel er boeken waren verschenen met exact gelijke strekking was de invloed van de film verpletterend. In de jaren ’90 werd door de Amerikanen de alternatieve versie van Stone als meer waarheidsgetrouw gezien dan de officiële lezing van en onderzoek naar de moord. De montage van snel opeenvolgende beelden en dialogen, de geraffineerde manipulatie van gebeurtenissen en de selectieve informatie waren zo overtuigend dat het hier heel moeilijk weerstand tegen bieden was. En nog altijd is.
Anno 2020 zitten we midden in de derde fase: in onze Westerse samenlevingen, waarin ooit de vrijheid van meningsuiting gelijktijdig met de ontwikkeling van de boekdrukkunst haar positie wist te verweven, kan iedereen a la Stone beelden monteren, gebeurtenissen manipuleren en dit op massaniveau verspreiden. De grens tussen feit en fictie is verdwenen en bronnen vaak niet meer goed te achterhalen. Naarmate in onze steeds populistischere democratieën het vertrouwen in onze leiders afneemt, lijkt de hang naar alternatieve verklaringen of ronkende complottheorieën toe te nemen, of moeten we zeggen dat het andersom is en deze verklaringen het vertrouwen in onze leiders steeds verder ondermijnen?
Dat roept de vraag op: is de vrijheid van meningsuiting wel van dezelfde betekenis als ooit in onze grondwetten vastgelegd? Een vraag die om een antwoord schreeuwt. Het is een Amerikaanse multinational, Facebook, die dit nu – ook in Nederland, in ons grondwettelijk domein – het voortouw neemt. Een privatisering van de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Neoliberaler zal het niet worden, want Zuckerberg zal altijd kiezen voor wat hem het meeste geld oplevert. Niet het beledigen van mensen is een probleem voor hem, dat adverteerders het bedrijf hierom boycotten, daar zit zijn pijn. De grote afwezigen zijn de Nederlandse en Europese overheden, als opstellers van grondwetten en verdragen. Maar hier zullen de complottrollen ongetwijfeld alomvattende verklaringen voor gaan geven.