Afgelopen zaterdag was ik voor het eerst aan boord van het SS. Rotterdam. Zestig jaar nadat ik persoonlijk had gezien hoe ze te water gelaten werd. Eerlijk waar.
Ik was een jaar of tien en ik neusde al elke dag in Het Nieuwe Dagblad, een katholieke krant die al lang geleden is gesneefd. Daar stond in dat op een zaterdagmiddag het grootste schip in Nederland ooit gebouwd – of woorden van gelijke strekking, ik weet niet eens of de Rotterdam het grootste schip was, tot dan toe in Nederland gebouwd, maar het kan best. Cornelis Verolme was toen nog niet aan zijn eerste supertanker toe – hoe dan ook in het Nieuwe Dagblad stond dat de Rotterdam te water zou worden gelaten.
Het schip was gebouwd bij de Rotterdamse Droogdokmaatschappij op de Heijplaat, net tegenover Schiedam, waar ik geboren en getogen ben. Op de bewuste zaterdag liep ik dus in een mijn eentje naar het Hooft aan de Maas waar ik aan de andere kant van de rivier de Rotterdam zag liggen. Ik geloof dat ik daar wel twee uur gestaan had en toen gleed het schip pas langzaam en statig het water van de Nieuwe Maas in. Ze was zo groot dat ze zeker aan onze Schiedamse Maasoever was vastgelopen als daar niet sinds jaar en dag de Merwehaven lag. Zo kon de Rotterdam uitdrijven zonder dat er schade werd aangericht. Het was ondanks dat eindeloze wachten toch een mooie middag geweest.
Er zit natuurlijk iets tragisch in dat schip. De Rotterdam was bedoeld voor de dienst op New York maar toen ze zo statig de Maas in gleed, stonden de grote passagiersjets al op de tekentafel. De prijzen voor een vliegticket daalden in de jaren daar zo snel dat steeds minder mensen de boot namen naar Amerika : ondanks alle luxe aan boord was je toch vijf dagen kwijt voor een reis naar New York en niet een uur of tien. De Rotterdam kreeg een nieuw leven als cruiseschip.
Tegenwoordig is ze natuurlijk een dwerg vergeleken met de drijvende uitgaanswijken die haast elke week bij de HAL-terminal op Zuid aanmeren, maar toch blijft de Rotterdam daar op haar vaste ligplaats in Katendrecht indruk maken.
En afgelopen zaterdag klom ik dus aan boord om een talkshow voor te bereiden, waar ik die nacht aan mee zou doen in de Queens´ Lounge van dat wereldschip. Het was alsof ik een stijlkamer binnen kwam van zestig jaar geleden. Zo hadden mijn ouders destijds hun huis ook ingericht als ze er de centen voor hadden gehad, wat met grote nadruk niet het geval was. In de trappenhuizen met de goudkleurige leuningen waren prachtige glas in lood kunstwerken aangebracht. En ik ontdekte meteen: dit is zoals de Engelsen het zeggen een happy ship. De Rotterdam maakte blij. Dat zag je aan de hotelgasten die vol verwachting aan boord incheckten. Dat voelde je aan de sfeer in de lounges en de bars. De Rotterdam moet van het begin af aan een goed gevoel gegeven hebben aan iedereen die de grote tocht naar het verre New York mee ging maken en dat gevoel gaf ze mij nu ook. De mensen met wie ik moest overleggen, kwamen niet opdagen. Ik was voor niks helemaal vanuit Schiedam naar Katendrecht gekomen maar toch werd ik niet chagrijnig. Dat mocht niet van het stoomschip Rotterdam.
Het was magie. De Rotterdam omhelst iedereen die aan boord komt. Ga er eens heen, om een hapje te eten bijvoorbeeld. Dan wordt U ook blij. Dat garandeer ik U in dit late uur.