27-02-2019: Winkels in Numansdorp

Koopjesjagers richten hun schreden nu vast naar het failliete Intertoys. Het liep ook storm oen de V&D winkels voor de laatste keer open gingen om de restvoorraden uit te verkopen. Weet U dat nog lieve mensen? Ondertussen gaat er waarschijnlijk weer een icoon verloren van de winkelstraten in onze steden en dorpen. Bart Smit had de handdoek al in de ring gegooid.

Intertoys, wordt er gezegd, is het zoveelste bewijs van de stelling dat winkelen voor een groot deel passé is. Je kunt je aankopen net zo goed op het internet doen. Dan worden ze nog netjes thuis bezorgd ook. En als het om vervanging van een wasmachine of zo gaat, dan nemen ze het kapotte exemplaar keurig voor je mee. Gemeentebesturen moeten naar andere middelen zoeken om hun centra aantrekkelijk te maken. Je kunt de winkelvoorraad beter bewust inkrimpen.

Is dat waar, dames en heren? Klopt dat? Een paar dagen geleden las ik in het Algemeen Dagblad een stukje over Numansdorp. Daar hebben ze in de kern ongeveer vijfenveertig winkels. Dat is helemaal niet gek voor zo´n kleine plaats. De klanten komen dan ook uit de hele omgeving, zelfs uit Fijnaart en Willemstad in West-Brabant. Van leegstand is geen sprake, van uitbreiding wel.

Hoe komt dat? Volgens de bestuurders van de middenstandsvereniging heeft dat te maken met het feit dat de grote ketens tot nog toe voor Numansdorp de neus ophaalden. Daardoor bleven de oude familiebedrijven bestaan. Het winkelcentrum bestaat er niet uit filialen met onderbetaalde verkoopsters en een zoek- het-zelf-maar-uit formule, nee de zaken zijn nog in handen van families, die niet alleen hun producten maar ook hun klanten van haver tot gort kennen. Je kunt er slagen en je gaat er nooit de deur uit met iets wat eigenlijk niet helemaal bij je wensen past. Ook word je er behoed voor verkeerde aankopen.

Zo´n straat met echte unieke winkels is altijd veel leuker dan de eenheidsworst die op zoveel plaatsen ontstaan is. Het valt trouwens op, dat juist bepaalde ketens het afleggen tegen de internetwinkels terwijl wat we voor het gemak maar de kleine middenstander noemen, zich weet te handhaven.

Nog iets, wat er niet direct mee te maken heeft maar er toch aan verwant is. Je moet in de steden eens op zoek gaan naar een goede hoedenzaak. Die vind je niet. Daarvoor kun je alleen nog maar in de bible belt terecht waar de dames en de meiden nog met bedekt hoofd ter kerke gaan. En niet met zo´n somber zwart ding want rechtzinnig Nederland heeft de mode ontdekt en niet zo zuinig ook. Je moet eens kijken wat een prachtige en voortreffelijk gesorteerde hoedenwinkels je vindt in plaatsen als Alblasserdam of Sliedrecht. En op Goeree Overflakkee zul je ook wel terecht kunnen. Die winkels worden geëxploiteerd door gedreven middenstanders die de hoedenmode in Parijs en Milaan perfect in de gaten houden. Dus U weet nu: voor een nieuwe hoed moet U niet in de koopgoot gaan kijken of in Leidschendam. Die hoedenwinkels zijn een bewijs te meer voor de stelling dat winkelen niet op sterven na dood zijn.

De ketens met hun koekoek eenzang formule en hun gebrek aan binding met stad of wijk waarschijnlijk wel.

Maar echte winkels met echte winkeliers niet. Dat leert het voorbeeld van Numansdorp. Hoe een klein dorp toch groot kan zijn en hoe de Davids van de familiebedrijven fluitend aan de instortende Goliath voorbij gaan. Ze hoefden dat monster geen steen tussen de ogen te schieten. Ze hoefden alleen maar zichzelf te blijven.