Beluister hier de column

Hebt U dat nou ook, lieve mensen, als U ´s-avonds op straat loopt? Dat het zo verschrikkelijk zo hartstikke donker is. Zeker in vergelijking met vroeger. Volgens mij is het geen verbeelding. Daar zit de energiecrisis achter. Mensen steken zo weinig mogelijk lampen aan. Veel ramen blijven zelfs duister. Alle licht dat vroeger uit de vensters naar buiten straalde, dat is verdwenen. Het is een luxe uit een vervlogen tijd. Ik weet nog wel wat mijn moeder zei als ik bij het vallen van de schemering met dichtgeknepen ogen zat door te lezen in de krant. ¨Zit je uit te zuinigen op het licht? Daarna stak zij resoluut de lampen aan. ¨Je zit je ogen te bederven jongen¨.

Tegenwoordig is uitzuinigen op het licht een harde noodzaak. Ik raadpleeg elke ochtend mijn slimme meter om te zien hoe laag ik de stand heb weten te houden. Ook bij mij straalt in de avonduren niet veel licht naar buiten. En zo draag ik er toe bij dat U misschien wel over een ingezakte tegel struikelt die niet meer zichtbaar is.

We voelden ons pas nog heel onzeker toen we buiten de deur gingen eten. Sommige stukken straat waren aardedonker Toen we na een voortreffelijk Indiaas maal – onder andere lamsvlees met spinazie – naar huis terug wandelden, ging het veel gemakkelijker, Inmiddels was de maan opgekomen. Tot nog toe deed zij dat voor de sier maar nu leverde de maangodin Selene een nuttige bijdrage aan de verlichting van de straat. Zo moet het vroeger ook zijn geweest: Als de zon eenmaal was ondergegaan, kon je geen hand voor ogen meer zien. Behalve als de maan behoorlijk scheen.

Dit doet me eraan denken: straatlantaarns zijn een Nederlandse uitvinding. In de zeventiende eeuw ontwikkelde de kunstenaar Jan van der Heijden – dezelfde die de brandspuit uitvond – een lamp die op raapolie brandde. Hij hing ze zo op in de stad Amsterdam dat iedereen altijd de volgende lantaarn kon zien branden. Dat was een hele verbetering ook al liepen nachtbrakers nog steeds massaal de gracht in.

Ik moet aan nog iets denken: de verduistering in de oorlog. Om vijandelijke vliegtuigen niet de weg te wijzen moest het ´s-nachts absoluut donker zijn. Iedereen was verplicht met zwarte verduisteringsgordijnen te voorkomen dat ook maar het kleinste straaltje licht naar buiten kwam. Want dat was nog op kilometers hoogte vanuit een vliegtuig zichtbaar. Alle straatlantaarns waren uit. Koplampen van auto´s en fietsen  mochten maar een smal streepje licht doorlaten dat op de grond moest worden gericht. Een luchtbeschermingsdienst handhaafde streng. Je kon zware boetes krijgen en het was mogelijk dat men vanaf de straat je zichtbaar brandende lamp met een pistool kapot schoot als er niemand was om de deur open te doen. In de praktijk was het aardedonker. Philips ontwikkelde voor voetgangers de knijpkat, dat was een zaklantaarn met een dynamo, die je door in het ding te knijpen aan het draaien bracht. Een knijpkat gaf ongeveer net zo veel licht als een fietslantaarn en  was absoluut nodig om na donker heelhuids thuis te komen.

Uiteraard waren ook de ramen van  trams en autobussen zwart afgeplakt. Toch verraadden die vaak genoeg de aanwezigheid van een stad aan geallieerde vliegtuigen. Regelmatig veroorzaakten de beugels van trams en trolleybussen een bliksemflitsje, terwijl ze langs de elektrische bedrading gleden. Dat zagen piloten. Dan wisten ze dat ze vlak boven een stad vlogen. Een goed moment om de bommen los te laten.

Zo donker zal het in onze tijd niet worden, tenminste als het vrede blijft. Overigens: je hoort en leest nooit iets over verduisterde steden in Oekraïne. Misschien heeft zoiets geen zin meer in een tijd dat bommen met raketten en drones worden afgeleverd. Hoe dan ook, als de gemeente straks besluit om lantaarns nog maar een paar uur per nacht te laten branden, wordt het wellicht tijd voor een massale terugkeer  van de knijpkat. Je vindt ze trouwens nu al soms in de winkel. Laten we nostalgisch doen, lieve mensen: als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan. Willy Walden  https://www.youtube.com/watch?v=DCupMBvc1xs&t=11s