Beluister hier de column

Lieve mensen, ik heb vanavond geen zin de actualiteit erbij te halen. We worden tegenwoordig elke dag geconfronteerd met de ene jobstijding na de andere. Iedereen zonder oogkleppen op ziet het onheil.  Daarom wil ik het met U hebben over een huiselijk probleem, een probleem voor de Rijdende Rechter om zo te zeggen.

De zomer komt er weer aan. Dan gaan veel mensen barbecueën. Ze scharen zich om een komfoor waarop de saucijzen, de ribbetjes en soms zelfs de biefstukjes worden uitgelegd. Dat is geen Nederlandse gang van zaken want roosteren behoort niet tot onze nationale  kooktradities . Wij bakken ons vlees  in de boter. Terwijl ik dit bedenk, komt  café ´t Vierkantje in Schiedam mij voor de geest en hoe het was gedurende de jaren zeventig van de vorige eeuw. Daar serveerden ze toen de beste biefstukken friet van de hele Rijnmond, terwijl die toch gewoon in de margarine gebakken werden. Zeventien gulden vijftig toen en elke cent zonder meer waard. Tegen elf uur ´s-avonds kwam Jaap Rensman, de geniale kok uit zijn keuken en keek in het rond naar de aanwezigen. ¨Waar komen de meeste intellectuelen vandaan?¨ vroeg hij ons.

Ẅij antwoordden in koor: ¨Uit katholieke kringen¨.

Jaap haalde daarop de vatenkwast uit de keuken waarmee hij ons allemaal besprenkelde. Als wij in de stemming waren zongen wij dan het Credo maar niet altijd.

Deze herinnering brengt mij op Jezus en wat hij ons leert met betrekking tot de barbecue. Eerst moet ik daarvoor terug naar de Nederlandse kookkunst. Niet alleen zijn wij geen roosteraars. Het is ook altijd de vrouw geweest die in de keuken de scepter zwaaide. Pas sinds enkele decennia bemoeien mannen zich met het bereiden van de maaltijd. Zij hebben om de een of andere reden het monopolie als het om de barbecue gaat. Welnu: iedereen met een fijne neus weet: ze bakken er niks van. Laat staan dat er van het grillen en roosteren iets terecht komt. Ze stoken het houtskool of te hard of te zacht. Het vet druipt in het vuur en verspreidt een afschuwelijke geur. Terwijl de gasten met hun tanden stukken proberen af te scheuren van het vlees dat aan de ene kant verbrand en aan de andere kant nog half rauw is, doen de buren in de wijde omtrek de ramen dicht. Ondanks de hitte. Alles beter dan deze stank. U herinnert zich van vakantie nog wel hoe aangenaam scherp het aroma van houtskool kan zijn in landen waar ze hun vlees wel behoorlijk weten te roosteren. Bij ons is het anders.

Nu het Nieuwe Testament en de Verrezene. Uit de evangeliën blijkt zonneklaar dat Jezus een liefhebber was van vis en wijn. Hij was allesbehalve een asceet. Hij liep er altijd op zijn paasbest bij. Dat blijkt uit het feit dat de beulen  onder het kruis zijn kleed niet verscheurden, zoals de gewoonte was, maar verdobbelden. Het was in zijn omgeving altijd goed van eten en drinken. De Heer deelde daar  royaal van uit. Dat was een kwestie van principe. Zelfs na zijn verrijzenis vraagt hij nog verschillende malen iets te eten. En hij nodigt zijn discipelen uit mee te genieten  van de gegrilde vis. Gegrilde vis dus. Jezus wist wat lekker was. Lees er bijvoorbeeld het Johannesevangelie op na.

Dit is een voorbeeld ter navolging. De barbecue is bij uitstek geschikt om vis op te bereiden. De behandeling is lang zo moeilijk niet als met vlees. Ook de geur is heel anders, aangenaam. Een beetje wat je rond  viskramen op de markt ruikt. Je doet er je buren een genoegen mee. Houd kruiden en sauzen bij de hand om de vis op smaak te brengen, maar wat mij betreft gaat er weinig boven een geroosterd visje au naturel. Daarom: laat die barbecuepakketten liggen in de supermarkt. Volg Jezus en bezoek   de visboer. Of ga in navolging van de apostelen zelf vissen. Luister  naar Trace Adkins, die het zelfs op zondag doet. Hij zingt. ¨Ik praat liever met de man hierboven als er niemand in de buurt is¨. Mind on fishing.   https://www.youtube.com/watch?v=LNS65db6jDg