Beluister hier de column

Toen ik bijna 43 jaar geleden trouwde met een meisje uit Charlois – en voor wie deze column niet beluistert maar leest – spreek uit Sjaarloos en niet Sjarlois of Charloois – waren mijn ouders een soort van bijna uitgelaten, alsof ze blij waren dat ik het eindelijk huis uitging. Ik was pas 22 jaar maar voelde me al een hele meneer. Afgelopen zaterdag trouwde mijn jongste zoon, inmiddels al 33 jaar oud, na een lange lange verlovingstijd van 11 jaar met zijn Poolse liefde uit Gdynia. Waar wij traditioneel trouwden in de gemeentesecretarie van Hoogvliet, trouwden zij in de tuin van het chique Bilderberg Parkhotel in hartje Rotterdam. Waar wij van een eenvoudige broodmaaltijd met familie en vrienden genoten in Partycentrum ’t Web en ons feestje vierden in de kantine van voetbalvereniging Hoogvliet, werd er op de trouwlocatie een ‘walking diner’ geserveerd en vindt er over twee weken een groot feest plaats in de Poolse hoofdstad Warschau. En toch zijn er ook veel zaken hetzelfde gebleven; een leuke vlotte trouwambtenaar, het wisselen van de ringen, korte toespraakjes, gevulde enveloppen én…….  de traantjes in de ooghoeken en de brok in de keel van de wederzijdse ouders. Ik voel mij een begenadigd mens die tevreden kan terugkijken op een lange periode van opvoeden en vooral van voederen want allemachtig wat kunnen die gasten eten. In de loop der jaren zijn er honderden kilo’s aardappelen, groeten, vlees en vis ingegaan, duizenden boterhammen met pindakaas en hagelslag, om maar te zwijgen van de vele zakken chips en kratjes bier vanaf de leeftijd dat het verantwoord leek. Ze hebben in al die jaren goud gekost maar voor miljoenen opgeleverd aan mooie herinneringen en memorabele momenten.

Ik vraag me nu wel af wat mijn eigen vader destijds gevoeld en gedacht heeft toen ik het ouderlijk huis verliet en met mijn kersverse vrouw in een flatje 3 hoog aan de Rozenlaan in Spijkenisse ging wonen. Ik kreeg in 1976 een ferme hand en een plastic tasje mee met daarin de enorme grote lappen begrafenispolissen van de HAV-bank waarvan ik de maandelijkse poliskosten in het vervolg zelf mocht betalen. Dat was het. Geen tranen, geen sentiment. Mijn vader groeide op in de oorlog en was er eentje uit het ‘een man mag niet huilen’ tijdperk. Ik denk dat hij het moeilijker heeft gehad dan ik nu. Ik mag gewoon laten zien wat een vader eigenlijk is en behoort te zijn; een man die beretrots is op zijn zoons en ook met regelmaat tegen hen durft te zeggen ; ik hou van je!’

Toen mijn oudste zoon 15 jaar geleden het ouderlijk huis verliet, schreef ik een gedicht dat nog helemaal niets aan kracht en actualiteit heeft verloren;

Het waren mooie jaren

maar het voederen is voorbij

Geen wormen meer proppen in het opengesperde bekkie

weg vliegt hij!

 

Het gaat zoals bij vogels

eenmaal vliegen ze uit

Wat rest zijn fijne herinneringen

en kippenvel op mijn huid

 

Ik zal hem ontzettend missen

die ontzettend fijne knul

En ik zal achterblijven….

 

als die sentimentele ouwe lul !